De volgende twee gedichten zijn opgenomen in het Jubileumnummer September 2007 van Poëziepuntgl en genomineerd door de jury, bestaand uit Marijke Hanegraaf, Hanz Mirck en Victor Vroomkoning. De opdracht was een gedicht te maken op de bekende dichtregel van Marsman … traag door oneindig laagland gaan…..
Door Laagland
Traag door oneindig laagland gaan,
stil blijven staan om de dag te zien komen:
koestrende hand ligt op kruinen van bomen
die, rillend opeens, in de ochtendwind staan.
Met kijken en luisteren, trager gaan lopen
probeer ik te houden wat niet blijft bestaan.
Mijn laagland is eindig, ook als ik blijf hopen
dat ’t eindeloos doorgaat – ik nooit hoef te gaan.
Van ochtend naar avond, de zucht van een vlinder
om dagen verdwarreld, om nachten verdroomd,
te weinig bewust van de tijd die maar stroomt.
Ik ril en verstil, het donkert al ginder.
Toen ik het opdrachtgedicht had opgestuurd probeerde ik ook een versie in het dialect van Winterswijk te maken. Omdat ik dat behoorlijk geslaagd vond, stuurde ik dat ook in. Ook die versie werd geplaatst. Beide gedichten mocht ik 7 oktober ’07 voorlezen in de Concertzaal in Oosterbeek tijdens de presentatie van het Jubileumnummer. Leuk!
Gòòn
Røsteg deur endloze leagten hengòòn,
efkes is stillestòòn: ‘t lech vølt op bøame,
wekt dee met mooderhand zachte oet drøame;
vrusterig zee’k z’ in de morgenwind stòòn.
Zoa, deur good kieken, met zette te stoppen
prebeer ik te hollen wat neet blif bestòòn,
’t leage land duurt neet, al blief ik ok hoppen
dat ’t immer zo deurgeet, da’k nimmer mot gòòn.
Van vrogger bes laater- neet meer as een zoch
um daage verdòòne, um nachte verdrøamd,
te weinig edach an de tied wel wal strøamt.
Ik rille, bun stille …………..al oelenvloch.
vrustereg = rillerig van kou
met zette = af en toe
zoch = zucht, windvlaag
oelenvloch = avondschemering
Gòòn verscheen ook in Moespot, december ’07 |